Dit jubileum geeft echter niet alleen aanleiding
tot tal van festiviteiten. Neen, het vijfenzeventigjarig bestaan is ook een
mooie gelegenheid om eens terug te blikken op het rijke verleden van onze
groep.
Een extra uitgave van ons maandblad Totem zal vorm geven aan deze
terugblik. Deze jubileumtotem pretendeert niet een historisch werk
te zijn. Historische volledigheid wordt dan ook niet nagestreefd.
Neen, deze jubileumtotem wil enkel een aangename mix bieden van “verhalen
uit de oude doos”, grappige anekdotes, belangrijke feiten en
opmerkelijke weetjes. Begrippen als “Xebo”, “Master
Duchêne”, “Drumband” en “Totem” zullen
hierbij onze leidraad zijn. Er is immers bewust gekozen voor een
thematische aanpak. Zo zal je alles over de welpen vinden bij de “Y
van Yalahie”, terwijl de buitenlandse kampen behandeld worden
bij de “I van Internationaal”. We hopen dan ook dat het
lezen van onze jubileumtotem voor jong en oud een echte ontdekkingstocht
wordt door het boeiende verleden van VVKS Sint-Victor!
Om jullie nu echter al wat warm te maken, geven we hier in stukken
een korte chronologische schets van het verleden van onze scoutsgroep.
Veel leesgenot en kom regelmatig een nieuw stuk lezen!
SV Houzee!
Hoe het allemaal begon …
Valse start
België was het eerste land op het continent, waar scouting
een echte doorbraak kende. Zo werd al in 1913 de eerste Vlaamse,
katholieke scoutsgroep opgericht. Omwille van de eerste wereldoorlog
volgde Turnhout pas enkele jaren later. Op 4 augustus 1921 zag in
het Sint-Victorsinstituut de eerste groep het levenslicht: Sint-Victorscouts.
Drijvende krachten waren: pastoor Janssens, de aalmoezenier van
het weeshuis van de Broeders van Liefde, en meester Siegers, een
leraar aan de Turnhoutse vakschool.
Pastoor Janssens was actief in tal van Turnhoutse sociale werken.
Toch kregen vooral de jeugdorganisaties zijn bijzondere aandacht.
Zo omschreef de Sint-Victorskring hem zelfs als “de vader van
de machtige Turnhoutsche Jeugd-organisatie”. Ook Siegers had
ervaring met jeugdwerk. Tijdens de eerste wereldoorlog had hij in
Engeland immers scouting leren kennen.
Ondanks de inspanningen van de stichters kwam de groep nooit goed
van de grond. Ongetwijfeld lag hun snelle wegvallen mee aan de basis
van deze valse start: pastoor Janssens werd overgeplaatst naar Borgerhout,
terwijl meester Siegers voor de militaire dienst werd opgeroepen.
Toen het weeshuis in 1923-1924 werd overgebracht naar Tessenderlo,
viel het doek definitief over de eerste Turnhoutse scoutsgroep.
Tweede keer, goede keer
Hoewel er geen scoutsgroep meer actief was, bleef de geest van scouting
toch in het Sint-Victorsinstituut ronddwalen. Zo sloten enkele leerlingen
zich aan bij de Sint-Jorisgroep, die evenwel hoofdzakelijk uit leerlingen
van de neutrale staatsschool bestond. Dit wekte bij de Broeders de
nodige argwaan. Om deze ontwikkeling te counteren besloten ze voor
hun leerlingen een eigen scoutsgroep op te richten.
In 1932 werd Alfons
Duchêne aangezocht om
deze nieuwe groep op poten te zetten. Duchêne, die les gaf
aan de school van de Sint-Pietersparochie, was hiervoor de juiste
man. Als vriend van Lode Lavki, één van de drijvende
krachten achter de Limburgse scoutsbeweging, kende hij scouting zeer
goed. Samen met meester Van Thielen aanvaardde Duchêne het
leiderschap over de op te richten groep. Bij de Franciscanen werd
Pater Timotheus bereid gevonden het aalmoezenierschap op zich te
nemen. De leiding van de nieuwe scoutsgroep was nu compleet.
Vervolgens gingen de nieuwbakken leiders op zoek naar leden voor
hun scoutsgroep.
Hiervoor kregen ze de actieve steun van de Broeders. Broeder Gratianus,
de prefect van de externen, bijvoorbeeld promootte de nieuwe scoutsgroep
sterk tijdens de voorbereidingen van het jaarlijkse Kersttoneel.
Verder hadden de Broeders een stevige stok achter de deur: leerlingen
mochten zich namelijk bij geen enkele vereniging aansluiten zonder
de schriftelijke toelating van Broeder Overste.
Al snel hadden de leiders een vijftiental jongens tussen twaalf
en zeventien jaar gevonden. De scoutseenheid Sint-Victor was een
feit!
In de beginne …
Enkele weken na de eerste
vergadering op 3 februari 1932 trok de scoutseenheid Sint-Victor
voor een eerste keer de wijde wereld in. Hun bestemming: Corsendonk!
Op dit Paaskamp nam Master Duchêne
de scoutsbelofte af van ondermeer Henri Devocht, Karel Verheyen en
Karel en Jules Dignef. Gekampeerd werd er in een “kloktent”,
die tijdens de eerste wereldoorlog diensten had bewezen aan het Amerikaanse
leger.
Van een eenheid naar een echte scoutsgroep
De eenheid kende een snelle uitbreiding. Zo richtte de eenheid
al in 1936 een eigen voortrekkertak in. Deze moest niet alleen de
oudste verkenners voorbereiden op het leiderschap, maar ook een opvangplek
bieden aan jongens die geen leider konden worden, maar toch nog een
actief scoutsleven wensten te leiden. In 1940 kwam er dan ook nog
een welpentak bij voor de jongere leerlingen van Sint-Victor. Hierdoor
groeide de eenheid uit tot een echte scoutsgroep. Bovendien werd
de verkennertak uitgebreid met een derde patrouille: de Uilen. De
sterke groei van de verkennertak leidde in 1942 zelfs tot de splitsing
van die tak in een jongverkenner- en verkennertak.
De sterke groei van de eenheid betekende echter ook,
dat de nood aan materiaal en onderdak eveneens steeg. Gelukkig kreeg
de groep de actieve steun van het Sint-Victorsinstituut. Zo werd
met de steun van de Broeders het eigen materiaal uitgebreid met ondermeer
3 patrouilletenten, koorden, bijlen keukenmateriaal. Ook boden de
Broeders de scoutsgroep onderdak aan. Zo heeft scouts Sint-Victor
steeds gebruik kunnen maken van lokalen in het Sint-Victorsinstituut:
aanvankelijk enkele klassen aan de “kleine koerkes”,
later het voormalige rusthuis, de prefabgebouwen, de kelder van de
lagere school, tot nu het huidige lokaal!
De eerste activiteiten
Al dit materiaal kwam goed
van pas tijdens de zomerkampen. Deze vonden steevast plaats in augustus.
Zo wou de groepsleiding vermijden, dat de scouts hun tijd zouden
doorbrengen op de “kermisfoor
met al haar wallebakkerij”. Bestemmingen waren De Lint, Postel
of Vlimmeren.
Eén van de meest bijzondere kampen vond echter plaats in
1937. Dat jaar namen de Sint-Victorscouts deel aan de wereldjamboree
in het Nederlandse Vogelenzang. Toen ze het jamboreeterrein betraden,
werden ze volledig overweldigd door de aanblik: “Zooveel kampen,
tenten allerlei en Scouts, nog eens Scouts, duizenden uit alle werelddeelen,
uit verschillende landen.” Ook waren de Sint-Victorscouts hier
getuige van het officiële afscheid van lord Baden-Powell van
zijn scoutsbeweging.
Andere activiteiten waren onder andere bosspelen,
sporentochten, de jaarlijkse fietsbedevaart naar Scherpenheuvel – samen met
de Hasseltse groep van Lode Lavki –, deelname aan de Heilige
Bloedprocessie in Hoogstraten, maar ook bijvoorbeeld het in orde
houden van het lokaal en materiaal en het helpen van de zieken op
de jaarlijkse bedevaart naar Banneux.
Moeilijke jaren tijdens WOII …
Op de bres voor de gemobiliseerden
Na de Duitse inval in Polen werd het Belgische leger
in allerijl gemobiliseerd. Voor vele Turnhoutse gezinnen betekende
dit het begin van een onzekere periode. Naast de ongerustheid over
het lot van “hun” soldaat
waren er namelijk ook heel wat materiële ongemakken. Zo dreigden
vele gezinnen door het wegvallen van de kostwinner in de armoede
te verzinken. Om hen te helpen organiseerde de Sint-Victorsgroep
op 15 oktober 1939 een bonte avond. Zelf had de groep ook te lijden
onder de mobilisatie. Zo werden vele leiders opgeroepen voor de militaire
dienst. Toch draaide de werking door. De oorlogsdreiging gaf zelfs
inspiratie voor grootse spelen: “Ik citeer slechts de ‘Finsch-Russische
oorlog’ tussen de verkenners van Sint-Victor en deze van de
Sint-Michielsgroep. Het spel ging door, midden sneeuw en ijs aan ’t
Zwart Water.”
Moeilijke werking tijdens de bezetting
Op 10 mei 1940 viel Duitsland ook België binnen.
Enkele dagen later gaf Turnhout zich over, waarna de stad bezet werd.
De groep trachtte zich zo weinig mogelijk aan te trekken van de Duitse
aanwezigheid. Zo bleven de scouts deelnemen aan de schoolactiviteiten:
de aalmoezeniersvieringen, de Christus Koningvieringen of de huldeviering
voor het zestigjarig kloosterjubileum van Vader Philemon, de Generale
Overste van de Broeders van Liefde. Daarnaast bleef de groep ook
eigen activiteiten organiseren. Zo kon de groep op 21 februari 1943
zelfs zijn tienjarig bestaan vieren.
Naarmate de oorlog vorderde, werd het bezettingsregime strenger.
Ook tegenover de scoutsbeweging nam het wantrouwen van de bezetter
toe. Buitenactiviteiten moesten tijdig worden aangevraagd. Morse
en seinen werden nooit toegestaan, terwijl ook kamperen en nachtspelen
verboden waren. Verder werd het uniform al gauw een echt luxeproduct.
Voor de Sint-Victorscouts was er nog een bijkomend probleem: de Ortskommandantur
van de Wehrmacht was in het Sint-Victorsinstituut gevestigd!
In 1943 bereikte dit toenemende wantrouwen haar hoogtepunt.
De scouts mochten hun uniform zelfs niet meer dragen. Overtredingen
van dit uniformverbod werden streng bestraft. Zo moest Frans Peenen
zelfs één dag in de cel doorbrengen.
Sociaal engagement
Op vraag van VVKS stelden
de scouts zich ook tijdens de oorlog ten dienste van de maatschappij.
Zo zamelde de Sint-Victorsgroep levensmiddelen in voor Winterhulp,
die deze producten verdeelde onder de behoeftige burgers. Ook hielp
de groep bij de Winterhulpvakantiekampen voor arme stadskinderen.
Verder was de groep ook actief in de Passieve Luchtbescherming, die
de bevolking moest helpen bij luchtaanvallen.
We moeten hier ook zeker de ramp van Tessenderlo vermelden. De
ontploffing van de fabriek Tessenderlo Chemie in1942 veroorzaakte
niet alleen 189 doden, maar liet het Limburgse dorpje ook compleet
in puin achter. Toen hen gevraagd werd te helpen bij het ruimen van
puin, waren de Sint-Victorscouts dadelijk bereid. Niet alleen konden
ze op deze manier hun goede daad in de praktijk brengen, maar tevens
konden ze zo hun solidariteit uitdrukken met de zwaar getroffen Broedersschool
in Tessenderlo.
Bevrijd!
De bevrijding van Turnhout in september 1944 maakte een einde aan
het verstikkende keurslijf, waarin iedereen meer dan vier jaar had
moeten leven. Scouts mochten weer hun uniform dragen en deden dit
dan ook volop. Toch bleven ze zich ook nuttig maken. Zo zamelden
enkele scouts stafkaarten in om de Engelse bevrijders te helpen.
Velen boden dan weer hun diensten aan als gids of postbode.
Langzaam kwam ook het gewone leven weer op gang.
Zo namen de scouts op 19 maart 1945 weer deel aan de jaarlijkse viering
van de aalmoezenier van de school. Toch zou het nog tot in de grote
vakantie van 1945 – met
het vertrek van de laatste geallieerde soldaten – duren eer
het scoutsleven weer helemaal normaal kon verlopen.
Scouting in de jaren 1950
Om u een beeld te geven van scouting
in het begin van de jaren 1950 willen we hier een stukje overnemen
uit een artikel in de Galm van mei 1953.
“Naast de troepvergaderingen van elke Zaterdagavond
waarop het woordje van de Aalmoezenier gehoord wordt, aan proefwerk
gedaan wordt en gespeeld, en de veertiendaagse trainingspatrouilles
waarop de leiders grondiger vertrouwd gemaakt worden met de proeven,
kunnen van de Scoutsbeweging in Sint-Victor dit jaar ettelijke merkwaardige
data vermeld worden.
Begin september werd een wafelverkoop georganiseerd
voor de oudscout E.P. Stoop der Witte Paters van Afrika die naar
Kongo zou vertrekken. Een negerhut werd op een wagen gemonteerd waar
zes zwarte Wolfjes het onderricht beluisterden van de verpaterde
vaandrig E. Janssens. Zes Jongverkenners en Verkenners gingen vooraf
als lansdragers en trommelaars in negerdress. Onbarmhartig geroffel – Senior
Smits sloeg maar eventjes drie stokken stuk – lokte de mensen
van de St.-Pietersparochie buiten die als om prijs de lekkere wafels
kochten door verkenners in de bakkerij van de welwillende oudscout
Th. Dierckx gebakken. Wie praat nog van kafferwerk? Zo maar tienduizend
frankjes hebben ze hun goede Pater Stoop kunnen aanbieden. Op het
grote kampvuur dat door een ruim publiek in Sint-Victor bijgewoond
werd, was hij dan ook gelukkig zijn dank- en afscheidswoord te kunnen
spreken.
Op de Eikenschildwedstrijd van het distrikt Kempen
van 19 april te Sint-Pieters-Lille traden drie van onze leiders als
juryleden op. Ze moesten de kennis toetsen van de deelnemende patrouilles
in het schatten van afstand, hoogte, gewicht en aantal. Het Kollege
van Herentals, 8 e Kempen, was winnaar en heeft nu de taak het distrikt
te verdedigen op de finale die doorgaat op het kampterrein van het
verbond ‘De Kluis’ te Sint-Joris-Weert.
Groengeelgepette Wolfjes overstromen elke Donderdag
de zuilenruimte onder de turnzaal terwijl lustig hun ‘Ya-la-hi-hi’ en
hun ‘Akela, we doen ons best’ weerklinkt. Wat steekt
die horde jonge snuiters allemaal uit? Op Donderdag 2 Oktober gingen
de grote wolven over naar hun scoutsbroers. Zes wezen bleven achter
maar ze werden weldra overrompeld door nieuwelingen uit de 2 e, 3
e en 4 e studiejaren: ‘t werden er 24, 30 en nog komen er bij.
Op 20 november liep het in heel de school rond: ‘Bij de wolfjes
, poppenkast!’ Wat werden ze benijd. Zelfs Sint-Niklaas bracht
ze een speciaal bezoek.
Niettegenstaande het gure weer werden de vergaderingen
onder het tweede trimester druk bijgewoond, en het aantal leden bleef
maar stijgen. Eindelijk kwamen de zonnige dagen en konden ze hun
pootjes uitsmijten. Op 3 maart was de eerste tocht naar ‘t
Venneke voor het bosspel. Later snuffelden ze naar de Ringlaan, Tuca,
Visbeek enz. en de vermoeidheid schrikt hen niet af.
Op 23 april beloofden vijf welpen, Willy Meeuwis,
Paul Devolder, Herman Nuyens, Luc Broeckx en Gilbert Van Houtven
trouw aan God en de wolfjeshorde. Ze zien al verlangend uit naar
de grote bedevaart en de Sint-Jorisviering van 1 mei te Vosselaar,
waar ze spelen gaan met alle wolfjes van het distrikt. Zo groeit
de wolfjeshorde tot de Horde van God.”
Een nieuwe bloei in de jaren 1960
Broeder Gerolf en zijn welpen
Door het afscheid van enkele sterke leidersfiguren op het einde
van de jaren 1950 verminderde de begeestering in de groep. Als gevolg
hiervan kende de groep een enorme daling van het ledenaantal. Begin
jaren 1960 was de groep op een waar dieptepunt aanbeland. Er waren
geen welpen meer, terwijl er nauwelijks nog jongverkenners en verkenners
waren. Scouts Sint-Victor was op sterven na dood!
Broeder Overste zag deze ontwikkeling met lede ogen aan. Hij vroeg
daarom enkele Broeders en leraars de groep nieuw leven in te blazen.
Onder andere Broeder Gerolf, ging graag op dit verzoek in.
Al gauw bleek dit een succesvolle zet. Door de inzet
van de leraars en de Broeders – ook Broeder Gerolf die les gaf in de lagere
school, vroeg zijn leerlingen welp van Sint-Victor te worden – steeg
het ledenaantal namelijk spectaculair. Enkele jaren later waren er
al zestig welpen, verdeeld over tien nesten. Iedere jongen was welkom
op voorwaarde dat hij zijn best deed!
Om deze welpentak te laten draaien besloot Broeder
Gerolf – hierin
gesteund door zijn assistenten Frans Eykens en Roger Van Sweevelt – beroep
te doen op de oude succesformules: discipline en nestwerking. “Mijn
nest is het voorbeeld” was de leuze, die hij zijn welpen steevast
voorhield. Iedere welp moest zijn steentje bijdragen om zijn nest
te laten uitblinken, zowel in nestcompetities als bij de schouwing.
Ook beklemtoonde hij het belang van de Goede Daad. “Andere
welpen en mensen helpen waar ik kan” mochten voor de welpen
geen holle woorden zijn. Om ervoor te zorgen, dat de welpen voor
dit alles hun uiterste best deden, werd de badgewerking en sterwerking
sterk naar voor geschoven.
Jammer genoeg kom Broeder Gerolf niet lang genieten
van zijn succes. In 1967 werd hij overgeplaatst naar Leopoldsburg,
waardoor hij afscheid moest nemen van zijn welpentak. De overplaatsing
betekende echter niet het einde van zijn scoutscarrière. Ook
in Leopoldsburg zou hij als Akela de welpentak leiden.
De eerste leidster
Na het vertrek van sterke figuren zoals Broeder Gerolf
kampte de welpentak met een leidingtekort. Bovendien was VVKS Sint-Victor één
van de weinige Turnhoutse groepen, die nog geen leidsters had. Broeder
John Lambrechts, de groepsleider, besloot daarom aan Marie-Louise
De Roover te vragen of zij in de leiding wou komen. Marie-Louise
was immers geen onbekende voor de groep. Haar broers waren lid van
de groep, terwijl vader Frans secretaris van de oudervereniging was.
Marie-Louise verklaarde zich bereid en na een gesprek met Broeder-Overste
mocht zij leidster worden. Als Akela kreeg zij onmiddellijk – zonder
enige scoutservaring – de volledige verantwoordelijkheid voor
de welpentak.
Na Marie-Louise De Roover zijn er nog verschillende leidsters gevolgd.
Aanvankelijk stonden zij bij de welpentak. Na de oprichting van de
kapoenentak zouden zij echter verschuiven naar onze allerjongste
tak.
De roerige jaren 1970
Grote veranderingen en crisis
De tweede helft van de jaren 1960 luidde grote maatschappelijke
veranderingen in. In de ganse samenleving kwam de emancipatiebeweging
op gang. Arbeiderskinderen gingen studeren, terwijl vrouwen gingen
werken. Rassendiscriminatie werd bestreden en de kolonies werden
onafhankelijk. Vlaanderen ontworstelde zich aan het kerkelijke gezag
en leerde de populaire cultuur kennen. De verbeelding kwam aan de
macht!
Deze vernieuwingsgolf trof ook de scoutsbeweging. De nieuwe verbondsleiding
was van oordeel dat scouting een wereldvreemde zaak geworden was.
Jongens in korte broek, die vrijwillig naar de natuur marcheerden
om er met een eindje touw palen aan elkaar te bevestigen, dat was
toch niet normaal! Scouting moest terug onder de mensen gebracht
worden.
Ook de Sint-Victorscouts werden getroffen door deze nieuwlichterij.
Zo zwakte bijvoorbeeld de zorg voor het uniform af. Onder druk van
het verbond werd de hoed afgeschaft en moesten de verkenners een
lange broek dragen. Verder verslapte de aandacht voor de technieken,
terwijl ook de discipline wegzakte.
Sommige leiders zagen wel wat in deze vernieuwingsbeweging en wilden
het scoutsverbond dan ook een heel eind volgen. Andere leiders waren
het hier echter volledig mee oneens. Zij wilden de discipline herstellen.
Sommigen wilden de groep zelfs in een militaristische richting sturen,
wat zich uitte in camouflagebroeken en dolk. Beide strekkingen stonden
vaak lijnrecht tegenover elkaar, wat tot grote spanningen binnen
de leidingsploeg leidde.
De kapoenentak
Door de interne spanningen en de toegenomen concurrentie
nam het ledenaantal medio jaren 1970 sterk af. Om deze afname een
halt toe te roepen besloot de groep een nieuwe tak in te richten.
Met deze kapoenentak kon voorkomen worden, dat zij zich zouden aansluiten
bij andere jeugd- of sportverenigingen. Bovendien kwam de groep tegemoet
aan een vraag van de allerjongsten, die ook lid wilden worden. Om
de nieuwe tak te leiden zocht de groepsleider, Broeder Jan Van Merlen,
enkele jonge leidsters.Daniëlle Hoyberghs,
Francine De Baenst en Rita Bonte hadden echter geen scoutservaring.
Aan Marie-Louise De Roover – de vroegere akela – werd
gevraagd de nieuwbakken leidsters bij hun eerste scoutsstappen te
begeleiden.
Verbroedering met Hammelburg
Begin jaren 1970 werd de verbroedering tussen Turnhout
en het Beierse Hammelburg geofficialiseerd. Ook VVKS Sint-Victor
sprong op de verbroederingskar. In 1975 vond er een eerste verbroederingskamp
plaats in Elfershausen. In de daaropvolgende jaren zouden er nog
verschillende kampen met de Duitse scouts van Stamm Saaleck volgen.
Bovendien waren er nog tal van andere contacten, waarbij tussen “pot en pint” de
vriendschapsbanden verder werden aangehaald .
Uit het dal in de jaren 1980
Verhuis naar de voormalige
kapel
Al vlug bleken de lokalen in de
kelder van de lagere school te klein te zijn. In samenspraak met
de school werd hard gezocht naar een oplossing voor het huisvestingsprobleem
van de groep. Deze werd gevonden in de voormalige kapel van het ouderlingentehuis.
Samen met het groepscomité en enkele handige vaders toverde
de leiding het verkommerde gebouw om tot een gezellig scoutsheem.
Op 1 mei 1982 werden de nieuwe lokalen met een gezellige receptie
officieel in gebruik genomen.
De heropleving
Haast tegelijk met de verhuis naar het nieuwe lokaal kwam ook op
het vlak van de interne werking de kentering. In september 1982 kwam
er namelijk een nieuwe enthousiaste leidersploeg aan het bewind,
die de groep uit het dal zou leiden.
In de werking greep deze nieuwe leidingsploeg terug naar de oude
waarden. De discipline werd hersteld en er kwam meer aandacht voor
de traditionele technieken. Zo deden zelfs de vaardigheidskentekens
weer hun intrede. Ook werd ook het oude uniform weer in ere hersteld.
De leiders kregen hun lintjes terug; de verkenners konden weer in
korte broek rondlopen terwijl de JINS terug voortrekkers werden.
Door deze nieuwe koers kwam de groep lijnrecht tegenover het scoutsverbond
te staan. Het kon dan ook niet anders, dan dat er aanvaringen zouden
komen. Stof voor conflicten was er namelijk voldoende: het uniform,
de ledenboekjes van VVKSM en de jaarkentekens. De facto leidden de
discussies en verwijten tot een breuk tussen het verbond en de Sint-Victorscouts.
VVKS Sint-Victor besloot het verbond enkel nog te gebruiken voor
de verzekeringen en de administratie en op vlak van werking en waarden
zijn eigen weg te gaan. Met succes! De oude recepten bleken nog steeds
te werken. De sfeer binnen de groep verbeterde zienderogen, terwijl
het ledenaantal in de tweede helft van de jaren 1980 en de eerste
helft van de jaren 1990 sterk toenam.
Euroscouts ’92
De heropleving kende een symbolische afronding met
Euroscouts ’92.
Naar aanleiding van het “Jaar van Europa” en de zestigste
verjaardag van de groep organiseerde de groep namelijk een nieuw
jubileumkamp. Met deelnemers uit Nederland, Duitsland, Denemarken,
Portugal, Polen, Ierland en België werd het kamp een waar “Mini
Europa”. De deelnemers werkten een druk programma af: een dagje
Zilvermeer, een boottocht met barbecue, een bezoek aan Brussel, een
tweedaagse met kajaktocht in de omgeving van Herbeumont, de Efteling,
een stadsverkenning in Turnhout, een mis in de Sint-Pieterskerk en
een mooie ontvangst op het stadhuis, een druk bezochte bezoekdag
en een geweldige kampvuuravond als afsluiter!
Na afloop polste de krant Het Volk naar
de mening van de deelnemers over Euroscouts ’92: “Eigenlijk was de
vraag overbodig, het antwoord was op de gezichten af te lezen. Iedereen
sprak in superlatieven: fantastisch, prima, onvergetelijk en keigoed.” Met
spijt in het hart trokken de Portugezen, Denen, Polen en alle andere
deelnemers dan ook huiswaarts.
Blijvende bloei rond de milleniumwisseling
In de jaren 1990 en 2000 kon de groep verder wandelen
op het pad, dat in de jaren 1980 was ingeslagen. Een pad, dat geplaveid
was met stenen, zoals discipline, respect voor de traditie, technieken,
katholicisme, … Stuk
voor stuk elementen die de deel uitmaken van de eigenheid
Eén van de leiders verwoordde het als volgt: “Binnen
het district Noorderkempen vormt Sint-Victor een soort eiland. De
groep blijft scouting bekijken door dezelfde bril als in de beginjaren.
Zij dragen nog steeds dezelfde uniformen, korte broek en kaki hemd.
Het is een pure jongensaangelegenheid en telt ruim 190 leden. Het
is zelfs de grootste niet gemengde groep in heel het district. Volgens
de huidige leiding bestaat er een zekere behoefte aan traditionele
scoutsgroepen. De leden hebben daar geen probleem mee en ook vanwege
de ouders ontvangen wij positieve reacties. Het verschil met de andere
groepen gaat echter verder dan het uniform. Het begrip tucht bestaat
er nog en de werking wordt sterk opgebouwd rond het aanleren van
de typische scoutstechnieken. Insignes voor allerlei vaardigheden
sieren de uniformen. Hiermee wil men op een bewuste wijze voortborduren
op de oorspronkelijke aanpak, want deze acht men zeer waardevol en
wenselijk zelfs in deze tijd. Dat maakt meteen ook de eigenheid van
de Sint-Victorsgroep uit”.
De verdere uitbouw van een traditionele werking
Ook op het vlak van de werking
hield de groep sterk vast aan zijn eigenheid. Elk jaar kent een aantal
vaste ankerpunten: het overgangsweekend, de wafelslag, de belofte,
Sinterklaasfeest, de kerst- en paasweekends, het groepsfeest, het
schaatsen, de groepsreis en het kamp. Daarnaast is er natuurlijk
ook ruimte om te spelen te sporten en te knutselen, om op tocht te
gaan, … Bij al deze activiteiten kon en kan
de leiding steeds rekenen op de onvoorwaardelijke steun van tal van
oud-leiders en natuurlijk niet te vergeten het groepscomité.
Verder werd bij de jongverkenners de baret weer ingevoerd, terwijl
in de welpentak de sterwerking weer opgang maakte.
Hoewel VVKS Sint-Victor dus duidelijk aan haar eigen weg bleef
verder timmeren, werden er toch pogingen ondernomen om de relaties
met het verbond te verbeteren. Onder impuls van enkele gedreven leiders
zouden vooral de jongste takken weer deelnemen aan gouw- en districtsactiviteiten.
Slotwoordje
Het is een bemoedigende idee dat na vijfenzeventig jaar de groene
vlag van scouting nog steeds hoog aan de Sint-Victorsgevel wappert.
En hij
die mee die vlag wil hijsen
op het werk van onze tijd
Houde vol zijn keus
Blijven trouw aan onze leus
‘Wij zijn Bereid’
|